het gevaar van thuis

Thuis is de plek waar je vrij van angst naartoe kunt gaan

en je bestaan niet in twijfel wordt getrokken.

 

(Maya Angelou in: Ik weet waarom gekooide vogels zingen)

Waar thuis vaak met geborgenheid en veiligheid wordt geassocieerd, kan het ook een duistere en beklemmende kant hebben. Thuis is pas gezond als het een dynamisch gegeven is, als je de deuren van je thuis kan openzetten, er zelf voor kan kiezen of je binnenblijft of buiten stapt, en als je je thuis in de vorm van gastvrijheid met anderen kan delen. Kortom, als het geen hermetisch gesloten burcht wordt, stevig beveiligd en hol vanbinnen. Elke thuis, hoe aangenaam ook, heeft licht, lucht en ontmoeting met de buitenwereld nodig. Of anders gezegd: we waarderen thuis zolang we er weer kunnen vertrekken. En zolang we 'welkom' kunnen zeggen aan bezoekers en passanten.

Want wat als de sfeer in huis om te snijden is?

Wat als dreigend huiselijk geweld in de kamer hangt en je niet weg kan?

Wat als je verplicht thuis moet blijven als gevolg van een covid-epidemie?

Wat als je aan huis gekluisterd bent door huishoudelijk werk en je daardoor beperkt wordt in je mogelijkheden, een lot dat vrouwen tot in de jaren '50 beschoren was en op vele plekken nog steeds geldt?

 

Op zo'n momenten is er van de roze thuiswolk weinig sprake en kan het eerder een verstikkend oord van ongelijkheid, misbruik, verlatenheid en terreur genoemd worden. 


'Zich thuis voelen is thuis vaak al moeilijk te bereiken. Waarom vertellen zoveel politici ons dan dat we ons ook in de buurt, de stad en de natie thuis moeten voelen?' In zijn boek 'Thuis: het drama van de sentimentele samenleving' waarschuwt de Nederlandse prof sociologie Jan Willem Duyvendak ons voor de romantisering van het zogenaamde thuisgevoel.

 

Je ergens thuis voelen is eerder een uitzondering op de regel en een uiterst zeldzaam moment van voldoening, zo schrijft hij. Maar de laatste decennia wordt het thema te pas en onpas gebruikt als poort tot geluk.

De laatste jaren claimen ook politieke partijen het woord om inwoners zogenaamd met elkaar te binden. Maar we associëren thuis meestal vooral met wie op ons lijkt, en dat zijn vaak ziels- en geestverwanten. Hoe emotioneler burgerschap gedefinieerd wordt, hoe meer beroep er gedaan wordt op een zogenaamd thuisgevoel van een natie of gemeente, hoe minder plaats er is voor mensen die van de mainstream afwijken, hoe minder ruimte dus voor diversiteit en kruisbestuiving.

 

Door het thuisgevoel te politiseren kan polarisatie in de hand gewerkt worden en ontstaat er een impliciete of expliciete oproep aan minderheden om zich te conformeren of te vertrekken. Thuis hoort in de privésfeer thuis, schrijft Duyvendak, en is iets waar overheden zich niet mee moeten bemoeien.